DEERLIJK

21 JUNI 2023

 

AANWEZIG

 

Burgemeester: Claude Croes

 

Schepenen: Bert Schelfhout, Regine Vanwynsberghe-Rooryck, Philip Ghekiere, Louis Vanderbeken

Algemeen directeur: Karel Bauters

 

VERONTSCHULDIGD

 

Schepen: Matthias Vanneste

 

 

 

 

Overzicht punten

 

Zitting van Vast bureau van 21 JUNI 2023

C.1. Vast bureau - verslag van de zitting van 14 juni 2023 - goedkeuring

 

Aanleiding en context

 

Het vast bureau wordt gevraagd het verslag van de vorige zitting goed te keuren.

 

Motivering

 

Het vast bureau overloopt het verslag van de zitting van 14 juni 2023.

 

Juridische gronden

 

        Algemene basisbevoegdheid: Art. 83, § 5 Decreet Lokaal Bestuur

 

Adviezen

 

Er zijn geen adviezen nodig.

 

Financiën

 

De beslissing heeft geen financiële gevolgen.

 

BESLUIT

 

Artikel 1

 

Het vast bureau besluit het verslag van de zitting van 14 juni 2023 goed te keuren.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 29/06/2023
Overzicht punten

 

Zitting van Vast bureau van 21 JUNI 2023

C.2. Rapport organisatiebeheersing 2022 - kennisname

 

Aanleiding en context

 

Het vast bureau wordt gevraagd kennis te nemen van het rapport organisatiebeheersing met betrekking tot het jaar 2022.

 

Daarnaast wordt het vast bureau gevraagd de voorzitter van de OCMW-raad te verzoeken dit punt te agenderen op de OCMW-raad van 6 juli 2023.

 

Motivering

 

Voor het Decreet Lokaal Bestuur is organisatiebeheersing het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen dat men:

 

1°de vastgelegde doelstellingen bereikt en de risico’s om deze te bereiken kent en beheerst;

2° wetgeving en procedures naleeft;

3° over betrouwbare financiële en beheersrapportering beschikt;

4° op een effectieve en efficiënte wijze werkt en de beschikbare middelen economisch inzet;

5° de activa beschermt en fraude voorkomt.

 

Onze organisatie wil haar doelstellingen op een zo kwaliteitsvolle, efficiënte en effectieve manier nastreven. Daarom werd een kader omtrent organisatiebeheersing goedgekeurd tijdens de gemeente- en OCMW-raadszitting van respectievelijk 13 juli 20217 en 3 juli 2017.

Het kader werd aangepast tijdens de gemeente- en OCMW-raad van 19 december 2019.

Het opmaken en laten goedkeuren van dergelijk kader is bovendien verplicht volgens artikel 219, eerste lid van het Decreet Lokaal Bestuur.

 

Ons kader bepaalt dat we werken volgens de PDCA-cyclus:

        In de plan-fase brengen we in kaart aan welke aspecten van onze organisatie we willen werken. Dit doen we aan de hand van een zelfevaluatie waarbij we onze risico’s in kaart brengen en de daaraan gekoppelde verbeteracties vastleggen. Dit kan geïntegreerd worden in het meerjarenplan.

        Op het moment dat de plannen effectief worden uitgevoerd, bevindt onze organisatie zich in de do-fase. De verbeterprojecten worden gerealiseerd.

        De check-fase is de fase waarin door monitoring, evaluatie en rapportering de stand van zaken wordt opgemaakt. In die fase wordt nagezien wat is verwezenlijkt en waar we het plan moeten bijsturen.

        Het is mogelijk dat naar aanleiding van deze ‘check’ een bijsturing van het plan noodzakelijk is. De actfase zorgt voor deze bijsturing.

 

Met huidig rapport, in bijlage gevoegd, zitten we in de check-fase. We denken na waarover we willen rapporteren. De gegevens die we vervolgens verzamelen moeten ons nuttige info opleveren om daarna al dan niet actie te ondernemen. Het is mogelijk dat hierbij geoordeeld wordt dat het meerjarenplan moet aangepast worden (act-fase).

 

Er dient hierbij opgemerkt te worden dat dit rapport een ‘work in progress' is. Het is een levendig document dat verfijnd wordt en aangepast aan de huidige omstandigheden.

 

Artikel 219, tweede lid van het Decreet Lokaal Bestuur bepaalt dat de algemeen directeur jaarlijks rapporteert aan het college van burgemeester en schepenen, de gemeenteraad, de raad voor maatschappelijk welzijn en het vast bureau over de organisatiebeheersing. 

 

Het rapport organisatiebeheersing 2022 werd besproken door het managementteam op 7 juni 2022 en werd positief geadviseerd. 

 

 

Juridische gronden

 

        Algemene basisbevoegdheid: Art. 219, tweede lid Decreet Lokaal Bestuur

        Andere:

        Art. 217-220 Decreet Lokaal Bestuur

 

Financiën

 

De beslissing heeft geen financiële gevolgen.

 

BESLUIT

 

Artikel 1

 

De vast bureau neemt kennis van het rapport organisatiebeheersing met betrekking tot het jaar 2022.

 

Artikel 2

 

Het vast bureau verzoekt de voorzitter van de OCMW-raad dit punt te agenderen op de OCMW-raad van 6 juli 2023.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 29/06/2023
Overzicht punten

 

Zitting van Vast bureau van 21 JUNI 2023

C.3. W13 - jaarrekening 2022 - advies - verzoek agendering

 

Aanleiding en context

 

Het vast bureau wordt gevraagd kennis te nemen van de jaarrekening 2022 van W13 en de voorzitter van de OCMW-raad te verzoeken het advies over de jaarrekening 2022 van W13 te agenderen op de OCMW-raad van 6 juli 2023.

 

Motivering

 

De raad van bestuur van W13 keurde op 16 december 2022 het gewijzigd meerjarenplan 2020-2025 goed.

 

De algemene vergadering van W13 keurde op 16 december 2022 het gewijzigd meerjarenplan 2020-2025 goed.

 

Op de raad van bestuur van W13 werd op 21 april 2023 de draft van de jaarrekening 2022 toegelicht.

 

De algemene vergadering van W13 stelde op 26 mei 2023 de jaarrekening 2023 vast.

 

Artikel 12 van de statuten van W13 stelt dat de algemene vergadering van W13 bevoegd is voor de vaststelling van de jaarrekening.

 

Artikel 490 van het Decreet Lokaal Bestuur is van toepassing op de welzijnsvereniging W13.

 

Paragraaf 2 bepaalt dat de algemene vergadering van de welzijnsvereniging zich uitspreekt over de vaststelling van de jaarrekening voor 30 juni van het boekjaar dat volgt op het boekjaar waarop de rekening betrekking heeft en dat een afschrift van de vastgestelde jaarrekening binnen twintig dagen wordt bezorgd aan de betrokken openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

 

Paragraaf 3 bepaalt dat de betrokken raden voor maatschappelijk welzijn advies kunnen uitbrengen over de jaarrekening van de welzijnsvereniging en dat als de raad voor maatschappelijk welzijn geen advies verstuurd heeft aan de toezichthoudende overheid binnen een termijn van vijftig dagen, die ingaat op de dag na de ontvangst van de jaarrekening door het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, hij geacht wordt een gunstig advies te hebben uitgebracht.

 

Paragraaf 4 bepaalt dat als de toezichthoudende overheid geen besluit heeft verzonden over de goedkeuring van de jaarrekening binnen een termijn van honderdvijftig dagen, ze wordt geacht de jaarrekening goed te keuren, waarbij die termijn ingaat op de dag nadat de gemeente de toezichthoudende overheid op de hoogte gebracht heeft van de bekendmaking van de jaarrekening van de welzijnsvereniging, met toepassing van artikel 286, § 2, en de welzijnsvereniging de digitale rapportering erover aan de Vlaamse Regering heeft bezorgd.

 

De jaarrekening 2022 van W13 en bijbehorende stukken zijn te vinden als bijlage bij dit punt. Hierover kan een gunstig advies uitgebracht worden.

 

Juridische gronden

 

        Algemene basisbevoegdheid: Art. 84 § 1 Decreet Lokaal Bestuur

        Andere: Art. 490 Decreet Lokaal Bestuur

 

Financiën

 

De beslissing heeft geen financiële gevolgen.

 

BESLUIT

 

Artikel 1

 

Het vast bureau neemt kennis van de jaarrekening 2022 van W13 en besluit de voorzitter van de OCMW-raad te verzoeken het advies over de jaarrekening 2022 van W13 te agenderen op de OCMW raad van 6 juli 2023.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 29/06/2023
Overzicht punten

 

Zitting van Vast bureau van 21 JUNI 2023

D.1. Sociale dienstverlening - werkdruk - bijkomende ondersteuning - principiële goedkeuring

 

Aanleiding en context

 

Het vast bureau wordt gevraagd kennis te nemen van de stavingsstukken die de toenemende werkdruk binnen de sociale dienstverlening aantonen en op basis daarvan een aantal principiële keuzes te maken.

 

Motivering

 

De algemene taakstelling van het OCMW kadert binnen zowel het Decreet Lokaal Bestuur als de OCMW-wet van 8 juli 1976.

 

Artikel 2 van het Decreet Lokaal Bestuur bepaalt dat de gemeenten en de OCMW's beogen om op het lokale niveau duurzaam bij te dragen aan het welzijn van de burgers en dat de OCMW's de opdrachten, vermeld in artikel 1 en 57 van de OCMW-wet van 8 juli 1976, uitoefenen alsook de andere aangelegenheden die hen door of krachtens een wet of een decreet worden opgelegd.

 

Artikel 1 van de OCMW-wet van 8 juli 1976 bepaalt dat elke persoon recht heeft op maatschappelijke dienstverlening, wat tot doel heeft eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid en dat er openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden opgericht die tot opdracht hebben deze dienstverlening te verzekeren.

 

Artikel 57 van de OCMW-wet van 8 juli 1976 bepaalt dat het OCMW tot taak heeft aan personen en gezinnen de dienstverlening te verzekeren waartoe de gemeenschap gehouden is, dat het niet alleen lenigende of curatieve doch ook preventieve hulp verzekert, dat het de maatschappelijke participatie van de gebruikers bevordert en dat deze dienstverlening van materiële, sociale, geneeskundige, sociaal-geneeskundige of psychologische aard kan zijn.

 

Naast deze algemene wettelijke bepalingen zijn er heel wat aangelegenheden die door of krachtens een wet of een decreet worden opgelegd. De meest impactvolle daarvan zijn de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie en de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door OCMW's en de uitvoeringsmodaliteiten van die regelgeving. Dit betreft het leefloon en het equivalent leefloon.

 

Binnen de sociale dienstverlening is er naast de uitvoering van wettelijke en decretale verplichtingen weinig ruimte voor eigen lokaal opgezette initiatieven. De ruimte die er is, gaat beperkt naar projecten die regionaal ondersteund worden en ook kaderen binnen regelgeving en sporadisch naar een eigen beperkt project.

 

In 2018 werd binnen het OCMW een doorlichting gedaan van de toenmalige werking. Op basis daarvan werd gekomen tot de structuur van het huidige organogram met onderscheid tussen sociale dienst en zorg evenals de teamwerking binnen de sociale dienst. In dat kader werd eveneens een werklastmeting op basis van individuele dossiers gedaan, waarbij voor de VVSG-norm referentieperiode 2017 werd gehanteerd en de tool van CC Consult voor februari, maart en april 2018 . De conclusie toen was dat de personeelsbezetting op dat moment voldoende was, waarbij de effectieve bezettingsgraad wel iets lager was dan de norm. In 2018 - 2019 waren er ongeveer 40 dossiers leefloon en equivalent leefloon en 140 budgetteringen.

 

In het voorjaar van 2022 werd een optimalisatieoefening gedaan, waarbij de doorlichting van 2018, meer specifiek voor de sociale dienst, werd geüpdatet. Daaruit volgde onder meer dat verder opvolgen van de werklast en daarover communiceren een aandachtspunt was.

 

In zitting van 11 mei 2022 nam het vast bureau kennis van de rapportering van de optimalisatie van de sociale dienst - cluster welzijn en besliste onder meer dat:

        er zou worden overgegaan tot de aanwerving van een medewerker om de dienst op sleeptouw te nemen om interne en externe sociale projecten te realiseren;

        er verder en nog meer dient ingezet te worden op werklastmeting en het bijhouden van cijfers en als op basis daarvan onderbouwde argumentatie aantoont dat er nood is aan uitbreiding, er een bijkomende aanstelling zou gebeuren.

 

Tegen de achtergrond van deze beslissing werd binnen de cluster burger en welzijn en met de nieuwe coördinator sociale dienstverlening en welzijn de werklastmeting verder gefinetuned en werden cijfers verder in kaart gebracht.

 

In functie van de werklastmeting en het verder in kaart brengen van cijfers, werden volgende zaken (verder) geïnventariseerd en in bijlage gevoegd:

 

        sociale dienst - evolutie medewerkers

        2023 - overzicht evolutie dossiers SD

        documenten werklastmetingen op datum van 1 maart, 1 april, 1 mei 2023 en 1 juni 2023, met per maand een globaal overzicht en een overzicht per maatschappelijk werker- deze dienen stuk per stuk getrokken te worden en kunnen niet per maand gebundeld te worden.

 

De werklastmeting werd voor de eerste keer getrokken op datum van 1 maart 2023. Dit wordt vervolgens telkens op datum van de eerste van de volgende maanden herhaald.

 

De werklastmeting werd regionaal door de diensthoofden sociale dienst vorm gegeven, om de inhoud en het belang van de functie van maatschappelijk werker enigszins meetbaar te maken. Deze manier van inschatten, heeft hetzelfde doel als de VVSG-norm die eerder werd gebruikt, en wordt op de website van Vlaanderen als een goede praktijk aangehaald (https://overheid.vlaanderen.be/goede-praktijken/%E2%80%8B%E2%80%8Bwerklastmetingstool%E2%80%8B). Er zijn heel wat verschillende soorten cliëntendossiers (leefloon, budgetbeheer, verwarmingstoelage, ...). Per cliëntdossier werd regionaal de tijdsindicatie (tijdsbesteding in uren per jaar) afgestemd. Daarnaast neemt een maatschappelijk werker ook nog projectwerk op, waarvoor eveneens een tijdsindicatie werd voorzien. De som van beide tijdsindicaties, geconcretiseerd per maatschappelijk werker, vormt hun werklast. Voor nog nadere toelichting, zie document 20230301 - Dashboard werklast sociale dienst. Ook de tijdsindicaties zijn in bijlage gevoegd, op basis waarvan een inschatting kan gemaakt worden welke stappen welk dossier vereist. Standaard moet elke hulpvraag binnen de 30 dagen behandeld worden, wat betekent: een volledig sociaal en financieel onderzoek voeren, een sociaal verslag opmaken, behandeling BCSD en beslissing meedelen aan de cliënt.

 

Daarnaast is er ook nog een eigen benchmark die aan verschillende besturen in de buurt werd overgemaakt ter vervollediging. De gegevens zoals deze op maandag 19 juni 2023 ontvangen werden, zijn toegevoegd.

Eveneens worden vanaf januari 2023 nog extra cijfers bijgehouden.

 

Op basis van de huidige documenten en cijfers komen we tot volgende vaststellingen:

        Het totaal aantal dossiers leefloon en financiële steun equivalent leefloon, die een wettelijke verplichting vormen en een intense aanpak (zowel administratief als in omgang met de cliënt) vragen van de betrokken maatschappelijk werkers, is sinds 2018 heel sterk toegenomen, met in de loop van 2022 meer dan een verdubbeling, en nu nog steeds een aantal van bijna 80 dossiers tegenover een 40-tal in 2018 en 2019. Zolang cliënten voldoen aan de voorwaarden, kan een leefloondossier niet stopgezet worden.

        Het aantal budgetteringen was in 2022 even hoog als in 2020 en hoger dan in 2018 en 2021.

        In 2023 (datum: 1 juni 2023) zien we een grote stijging in het aantal budgetbegeleidingen in vergelijking met de voorgaande jaren. Deze trend had zich in 2022 al sterk gemanifesteerd (van 14 naar 40) en zet zich in de eerste helft van 2023 door (van 40 naar 70).

        In 2018 - 2019 waren er ongeveer 40 dossiers leefloon en equivalent leefloon en 140 budgetteringen. Als je daarvan basis de optelsom maakt (180) en dat verdeelt over het aantal maatschappelijk werkers (6), komt dit op 30 dossiers per maatschappelijk werkers. Eind 2022 was er een totaliteit van 216 dossiers en op vandaag is er een totaliteit van ongeveer 260 dossiers, met nog steeds hetzelfde aantal maatschappelijk werkers.

        Het effectieve aantal intakes bedraagt gemiddeld 7 per maand, maar dit is geen correct beeld omdat er momenteel meer vraag is om intakes in te plannen dan er mogelijkheden bij de intakers zijn.

        Sinds lange tijd is het aantal maatschappelijk werkers binnen de sociale dienstverlening vastgesteld op 6 VTE. In de werking is dit echter steeds minder omdat er de afgelopen jaren steeds medewerkers waren met verminderde tewerkstelling door loopbaanonderbreking of zorgkrediet. Thans gaat dit om 0,4 VTE. De enige bijschakeling die in kader van sociale dienstverlening is gebeurd is het voorzien van de coördinator sociale dienstverlening en welzijn.

        De globale dashboards op basis van de werklastmeting tonen aan dat op 1 maart 2023 het totale percentage dossierlast + projecten 192,32% bedroeg; op 1 april, 1 mei en 1 juni 2023 was dit telkens rond de 207%. In de praktijk is dit echter niet mogelijk en laat men zaken vallen, om het nog werkbaar te houden (zie verder). In principe komt dit er ook op neer dat er eigenlijk dubbel zoveel mensen nodig zijn om het werk goed te kunnen doen, wat evenwel geen realistische vraag betreft.

        In vergelijking met gelijkaardige besturen (Avelgem, Meulebeke, Ledegem, Wielsbeke) in de regio is het aantal leefloondossiers in Deerlijk een stuk hoger, terwijl de personele bezetting van de sociale dienst slechts iets hoger is. In vergelijking met Kuurne (8) is de bezetting in Deerlijk (6) lager, terwijl het aantal dossiers in dezelfde grootteorde ligt.

 

Op basis van deze vaststellingen dienen we te concluderen dat de werkdruk binnen de sociale dienstverlening de afgelopen jaren en tijd alleen maar in stijgende lijn gaat, terwijl het effectieve aantal maatschappelijk werkers gelijk is gebleven. De opeenvolgende crisissen sinds maart 2020, meer bepaald corona, Oekraïne en energie, speelden en spelen hierin onmiskenbaar een grote rol.

 

Daarnaast spelen ook volgende evoluties een rol:

        lange wachtlijsten bij andere sociale dienstverlening: vakbonden, mutualiteiten, ...;

        bepaalde uitkeringen zijn momenteel lager dan het leefloon, waardoor de toekenning van aanvullend leefloon stijgt;

        veel meer multi-probleemsituaties;

        stijging aantal nieuwkomers in Deerlijk: moeten inburgeringstraject doorlopen en zij dienen eerst voldoende Nederlands te kennen vooraleer er kan ingezet worden op tewerkstelling, omdat werkgevers wensen dat er een bepaald niveau van Nederlands is alvorens aan de slag te gaan;

        huisvestingsproblematieken

 Bij dit laatste dient opgemerkt te worden dat de afwezigheid van de deskundige wonen in de loop van vorig jaar en de verminderde inzet van de deskundige in het woonloket ook voor een groot deel binnen de sociale dienst werd en wordt ondervangen.

 

Om hieraan te proberen tegemoet te komen, werden binnen de sociale dienst en binnen de wettelijke verplichtingen die er binnen de dienstverlening zijn, verdere efficiëntie winsten gerealiseerd en prioriteiten bepaald, waardoor de huidige dienstverlening een minimum minimorum betreft. Na intake ligt de focus op de basis vereiste administratieve afhandeling van de hulpvraag. Het is evenwel dweilen met de kraan open. De instroom blijft groter dan de uitstroom. In 2023 stroomden tot nog toe 21 leefloners en 7 budgetteringen uit.  Nochtans is het van groot belang om te kunnen focussen op de uitstroom, zodat mensen voor wie dit mogelijk is niet in OCMW-dienstverlening blijven hangen, maar opnieuw volledig zelfstandig hun budget kunnen beheren en zo nodig, richting duurzame tewerkstelling of dagbesteding geactiveerd worden.

 

De huidige manier van werken is dus niet langer houdbaar, gezien het gebrek aan kwaliteitsvolle dienstverlening en dossieropvolging en ook de mentale impact voor de betrokken maatschappelijk werkers. Ook de interne werking komt dit niet ten goede, want zo is er bijvoorbeeld momenteel geen tijd om openstaande vorderingen op te volgen. Bovendien komt bij een verdere beperking van de werking van de sociale dienstverlening ook het voldoen aan de wettelijke verplichtingen in het gedrang, wat een impact heeft op de middelen die we daarvoor vanuit de POD MI ontvangen.

 

Om hierop een antwoord te kunnen bieden en ruimte te scheppen binnen de sociale dienst om tot een verdere beleidsmatige aanpak te komen en acties uit te werken om de uitstroom te verhogen, wordt het volgende ter beslissing aan het vast bureau voorgelegd:

 

        op korte termijn en dus zo spoedig mogelijk: inschakeling van tijdelijke interim-consultancy met expertise in sociale dienstverlening zodat dit binnen de dienst onmiddellijke impact heeft;

        vervolgens: vacantverklaring van de thans tijdelijk voorziene functie van maatschappelijk werker;

        bij verder aanhouden van de huidige werkdruk: bijkomende aanstelling van een minstens tijdelijke maatschappelijk werker uit de werfreserve van de gevoerde procedure;

        bij niet-beschikbare werfreserve: opnieuw inschakeling van tijdelijke interim-consultancy met expertise in sociale dienstverlening.

 

Deze keuze heeft uiteraard een financiële impact. Echter zijn er binnen de cluster middelen beschikbaar die dit mogelijk maken:

 

        beschikbare middelen naar aanleiding van verminderde tewerkstelling binnen de dienst en cluster. Navraag bij de personeelsdienst leert dat deze mensen vanaf een bepaalde datum voltijds voorzien zijn, niettegenstaande een verminderde tewerkstelling;

        extra middelen naar aanleiding van de inzet van het bestuur in de Oekraïnecrisis: voor 2022 gaat dit om ruim 93.000 euro, voor 2023 wordt dit geraamd op ruim 100.000 euro;

        middelen naar aanleiding van de inspanningen in het vaccinatiecentrum, waarvan in zitting van 4 mei 2022 werd afgesproken dat deze binnen de cluster welzijn konden ingezet  worden. Dit gaat om in totaal 207.841,59 euro, die beide dit jaar door Waregem doorgestort werden/worden.

 

Juridische gronden

 

        Algemene basisbevoegdheid: Art. 84, § 3, 2° en 4° Decreet Lokaal Bestuur

 

Financiën

 

De beslissing heeft financiële gevolgen, maar de exacte financiële impact van de beslissing is nog niet gekend.

 

Raming of bedrag

interim-consultancy: 650 euro/dag

loonkost maatschappelijk werker B1-B3: 65.000 euro

 

BESLUIT

 

Artikel 1

 

Het vast bureau besluit principieel akkoord te zijn met volgende oplossingen om tegemoet te komen aan de huidige werkdruk binnen de sociale dienst van het lokaal bestuur:

 

        op korte termijn en dus zo spoedig mogelijk: inschakeling van tijdelijke interim-consultancy met expertise in sociale dienstverlening voor een periode van maximum 6 maanden zodat dit binnen de dienst onmiddellijke impact heeft;

        daarnaast: onmiddellijk op zoek gaan naar een oplossing met andere profielen dan maatschappelijk werkers, meer bepaald administratieve medewerkers of deskundigen (cfr. Anzegem, Harelbeke), die taken van de maatschappelijk werkers wegnemen;

        de vacantverklaring van de thans tijdelijk voorziene functie van maatschappelijk werker wordt eerst verder beleidsmatig afgestemd.

 

Artikel 2

 

Het vast bureau besluit dat de concretisering van bovenstaande thans verder dient uitgewerkt te worden, zodat vervolgens telkens de specifieke beslissing kan genomen worden.

 

Artikel 3

 

Het vast bureau vraagt eveneens of het mogelijk is een infomoment te organiseren om beter zicht de krijgen op de inhoud van en de dossiers binnen de sociale dienstverlening.

 

 

 

 

Publicatiedatum: 29/06/2023
Overzicht punten

 

Zitting van Vast bureau van 21 JUNI 2023

D.2. OCMW-raad van 6 juli 2023 - agendapunten - verzoek agendering - goedkeuring

 

Aanleiding en context

 

De agenda van de OCMW-raad bevat in ieder geval de punten die door het vast bureau aan de voorzitter worden meegedeeld.

Het vast bureau wordt gevraagd de agenda voor de komende OCMW-raad te overlopen.

 

Motivering

 

Het vast bureau overloopt de voorziene punten voor de OCMW-raad van 6 juli 2023.

 

Er zijn geen adviezen nodig.

 

Juridische gronden

 

        Algemene basisbevoegdheid: Art. 77 Decreet Lokaal Bestuur

        Andere:

        Art. 19 en 74 Decreet Lokaal Bestuur

 

Financiën

 

De beslissing heeft geen financiële gevolgen.

 

BESLUIT

 

Artikel 1

 

Het vast bureau besluit de voorzitter van de OCMW-raad te verzoeken om volgende punten te agenderen op de OCMW-raad van 6 juli 2023:

 

OPENBARE ZITTING

 

        Raad voor maatschappelijk welzijn - 25 mei 2023 - notulen en audio-opname - goedkeuring

        Rapport organisatiebeheersing 2022- goedkeuring

        W13 - jaarrekening 2022 - advies - goedkeuring

 

 

 

 

Publicatiedatum: 29/06/2023