Aanleiding en context
De gemeenteraad wordt gevraagd om het reglement betreffende het heffen van een directe belasting op werken voor het verbreden en aanleggen van voetpaden goed te keuren vanaf 1 januari 2021 voor een periode eindigend op 31 december 2025.
Motivering
De gemeenteraad keurde het huidig reglement betreffende het heffen van een directe belasting op de werken voor het verbreden en aanleggen van voetpaden goed in zitting van 19 december 2019.
Gezien het de intentie was om het reglement grondig te evalueren werd er beslist om dit reglement slecht voor 1 jaar goed te keuren waardoor dit reglement eindigt op 31 december 2020.
Het feit dat er enerzijds nog afbetalingen van belastingsplichtigen in het kader van eerder uitgevoerde werken lopende zijn en er anderzijds regelmatig nog nieuwe stukken voetpad aangelegd worden waarop dit reglement van toepassing is, zorgt ervoor dat een aanpassing of afschaffing van dit reglement niet evident is. Bijgevolg zal er externe expertise nodig zijn om te onderzoeken welke juridische mogelijkheden er zijn om dit reglement aan te passen en tot zolang wordt het huidig reglement best aangehouden.
De aanleg, verbetering en uitrusting van openbare wegen met ondermeer voetpaden gaat om uitgaven van algemeen belang die ook een meerwaarde kunnen betekenen voor de eigendommen gelegen langsheen de aangelegde, verbeterde of uitgeruste wegen.
Het college van burgemeester en schepenen stelde in zitting van 2 december 2020 voor om het reglement te verlengen tot 31 december 2025.
Juridische gronden
• Algemene basisbevoegdheid: Art. 41, 14° van het Decreet Lokaal Bestuur
Financiën
De financiële impact van de beslissing is nog niet gekend.
BESLUIT
Eenparig goedgekeurd
Artikel 1
De gemeenteraad besluit onderstaand reglement goed te keuren.
Directe belasting op de werken voor het aanleggen en verbreden van voetpaden
Art. 1. - Met ingang van 1 januari 2021 en voor een periode eindigend op 31 december 2025, wordt ten behoeve van de gemeente onder de navolgende voorwaarden een gemeentelijke belasting geheven op het aanleggen van voetpaden, waarvan de voltooiing geschied is tijdens de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2025.
Art. 2. -
§ 1. Worden onderworpen aan een jaarlijkse directe belasting, waarbij de door de gemeente gedane kosten worden teruggevorderd, de al dan niet aangelande eigendommen gelegen langsheen openbare wegen of gedeelten van openbare wegen, waarlangs voetpaden worden aangelegd of verbreed.
De onderhoudskosten en de normale vernieuwingskosten vallen niet ten laste van de boordeigenaars.
§ 2. Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld op 100 % van de som van de verhaalbare uitgaven, benevens de intresten.
De duur van de terugbetaling wordt vastgesteld op 20 jaar.
Art. 3. - De terugvorderbare uitgaven zijn:
• de kosten van de grondwerken;
• de kosten van het wegnemen van de bestaande bedekking;
• de kosten van de funderingen en van de nieuwe bedekking, evenals van het plaatsen ervan.
De maximum breedte van het voetpad die in aanmerking genomen wordt voor de vaststelling van het bedrag van de belasting kan slechts berekend worden op een voetpadbreedte van 1,5 m.
De werken worden uitgevoerd, hetzij door de eigen gemeentediensten, hetzij door een openbare of private onderneming, op last van het gemeentebestuur.
Art. 4. - De terugvorderbare uitgave die iedere eigendom treft is gelijk aan de eenheidsprijs per strekkende meter vermenigvuldigd met de lengte van de eigendom aan de straatzijde, zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 5.
De eenheidsprijs per strekkende meter wordt bekomen door het geheel van de verhaalbare uitgaven te delen door de totale lengte van de eigendommen aan de straatzijde.
Wanneer het gaat om een afgesneden of afgeronde hoek gevormd door twee openbare wegen, wordt de lengte ervan voor de helft aangerekend langs elke straatzijde.
Art. 5. - Wanneer er twee of meer eigendommen of gedeelten van eigendommen gelegen zijn binnen één der zones die zich langs beide zijden van de weg uitstrekken, over een diepte van 12 meter, dan wordt de belasting, die berekend wordt overeenkomstig artikel 4, verdeeld onder de betrokken eigenaars in verhouding tot de oppervlakte die zij binnen de betrokken strook bezitten.
Wanneer er een strook non aedificandi bestaat, wordt er voor de berekening van de diepte van 12 meter, zoals bedoeld in alinea 1, met de diepte van deze strook geen rekening gehouden.
Art. 6. - In de mate waarin de stroken, bepaald in het voorgaande artikel, elkaar dekken, kan een eigendom of een gedeelte van een eigendom niet tweemaal worden belast wegens werken uitgevoerd in twee verschillende wegen.
Wanneer werken gelijktijdig aan twee verschillende wegen uitgevoerd worden, geldt de vrijstelling voor de belasting die verschuldigd is voor de werken aan de weg waar de belasting het laagst is.
Dit artikel is niet van toepassing op de hoekterreinen.
Art. 7. - Voor de eigendommen, gelegen op de hoek van twee straten, zal de belastingplichtige slechts de belasting verschuldigd zijn voor de frontgevel met de grootste lengte.
Indien de langste frontgevel paalt aan de openbare weg, waarvoor de onderhavige belasting niet verschuldigd is, zal hij worden aangeslagen voor de frontgevel met de kleinste lengte. Bij de uitvoering van de werken langs de frontgevel met de grootste lengte en indien de huidige belasting reeds toegepast werd langs de frontgevel met de kleinste lengte, zal hij worden aangeslagen voor het verschil in de frontlengte.
In toepassing van de voorgaande alinea's, kan de vrijstelling voor die welbepaalde eigendommen echter nooit meer dan twintig meter bedragen.
Wanneer het gaat om een afgesneden of afgeronde hoek wordt de lengte ervan voor de helft aangerekend langs elke straatzijde of gedeelte van een straatzijde.
De verkaveling of de wijziging van de oppervlakte van een eigendom brengt geen verandering in de bij onderhavig artikel bepaalde vrijstelling.
Art. 8. - De jaarlijkse belasting omvat de jaarlijkse schijf van het terug te betalen kapitaal dat aangewend werd ter betaling van de terugvorderbare uitgaven, vermeerderd met het bedrag van de intrest die op het niet-teruggestorte gedeelte moet worden betaald. De jaarlijkse belastingen kunnen worden berekend onder de vorm van vaste jaarlijkse bedragen.
De toe te passen rentevoet is de rentevoet waaraan de gemeente zelf leent voor de werken waaruit de belasting voortvloeit. In het geval de gemeente geen lening aangaat voor de werken is de gemiddelde rentevoet van toepassing die op het ogenblik dat de werken ten einde zijn door de banken aan de gemeente wordt aangeboden voor een lening voor een duur van 20 jaar.
Art. 9. - Na de voltooiing van de werken zal aan de belastingplichtige een kostenstaat gezonden worden behelzende zijn aandeel in de uitgaven van de uitgevoerde werken, berekend aan de hand van hetgeen onder artikel 3 en 4 bepaald werd. Deze afrekening van de verhaalbare uitgaven, vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen, houdt geen rekening met de toelagen die worden toegekend of die zouden kunnen toegekend worden voor werken van die aard door de openbare besturen.
Vanaf de verzendingsdatum van de kostenstaat, vastgesteld bij aangetekend schrijven, beschikt de betrokken boordeigenaar over drie maanden om het volledige bedrag te vereffenen, zonder intrest, na die termijn is artikel 8 van toepassing.
Art. 10. - De belastingplichtige kan, te allen tijde, de eigendom ontlasten van het bedrag van de terugvorderbare uitgave, die erop betrekking heeft, door aan de gemeente het bedrag van de nog niet eisbare schijven van het kapitaal te storten.
De intrest is steeds verschuldigd voor het jaar tijdens hetwelk de betaling plaats heeft, behalve bij toepassing van artikel 9.
Art. 11. - Het gemeentebestuur verbindt zich ertoe aan de belastingplichtigen die de belasting in kapitaal mochten hebben gekweten, de bedragen terug te betalen die ooit zouden moeten beschouwd worden als ten onrechte betaald, ingevolge de opheffing of de niet-hernieuwing van de verordening of ten gevolge van de verlaging van de belastingvoeten.
In dat laatste geval zal de terugbetaling enkel gebeuren in verhouding tot de vermindering van de belastingvoeten, waarvan de belastingplichtigen, die jaarlijks ingekohierd worden, zullen genieten.
Art. 12. - De belasting slaat op de eigendom en is verschuldigd door de eigenaar.
Ingeval er een recht van opstal, van erfpacht of van vruchtgebruik bestaat is de belasting verschuldigd door de opstalhouder, de erfpachter, of de vruchtgebruiker, terwijl de eigenaar hoofdelijk mede de belasting verschuldigd is.
Wanneer de eigendom bestaat uit een gebouw met meerdere appartementen waarop de verschillende eigenaars een uitsluitend recht hebben, dan wordt de belasting die betrekking heeft op het gebouw, verdeeld onder hen in verhouding van het respectief aandeel in de gemeenschappelijke gedeelten.
Ingeval van overgang van onroerende zakelijke rechten, wordt de nieuwe eigenaar belastingplichtig vanaf 1 januari volgend op de datum van de akte die hem het recht toekent.
Art. 13. - Worden op de rol gebracht, de schuldenaren, aangeduid zoals bepaald in artikel 12 ingevolge hun hoedanigheid van belastingplichtige op 1 januari volgende op de voltooiing van de werken en op 1 januari van ieder volgend belastingsdienstjaar.
Art. 14. - De eerste jaarlijkse belasting is verschuldigd op de 1ste januari volgend op de voltooiing van de werken, vastgesteld door een besluit van het college van burgemeester en schepenen.
Art. 15. - De belasting wordt uitgesteld in de volgende gevallen:
1° Wanneer de huidige belastingplichtige vrijgesteld is ingevolge de wetten en besluiten.
2° Voor de niet-bebouwde terreinen die gelegen zijn in de landelijke gedeelten van de gemeenten, zoals die afgebakend zijn in het gewestplan.
3° Voor de terreinen waarop het ingevolge een beslissing van de overheid niet toegelaten of niet mogelijk is te bouwen.
Wanneer de toestand om reden waarvan de belasting uitgesteld werd, geheel of gedeeltelijk een einde neemt vóór het verstrijken van een periode van 10 jaar te rekenen vanaf het eerste belastingsdienstjaar, is de jaarlijkse belasting verschuldigd vanaf 1 januari hieropvolgend.
Indien, bij het verstrijken van de 10 jaar, deze toestand nog geen einde genomen heeft, wordt het goed definitief vrijgesteld.
Art. 16. - De bepalingen van de vroeger van kracht zijnde reglementen op de verhaalbelastingen blijven van kracht op de toestanden die tijdens hun heffingstermijn ontstonden.
Artikel 2
Het belastingreglement wordt overeenkomstig artikel 286 van het Decreet Lokaal Bestuur bekendgemaakt.
Register der bekendmakingen
Deze webpagina vormt het openbare register van gemeentelijke reglementen en verordeningen, in overeenstemming met het besluit van de Vlaamse regering van 28 april 2023 betreffende de bekendmakingen en raadpleegbaarheid van besluiten en documenten van het lokale bestuur met betrekking tot de manier waarop ze moeten worden bijgehouden.
Wanneer een publicatie wordt uitgevoerd, zal er een expliciete "bundel" van het document worden opgeslagen. Op dat moment is het document inhoudelijk niet meer aanpasbaar door de gebruiker.
Deze "bundel" bestaat uit:
De inhoud van de publicatie op het moment dat deze werd uitgevoerd.
Een unieke identificatie van de gebruiker die de actie heeft uitgevoerd.
De tijdstempel waarop de actie heeft plaatsgevonden.
Al deze gegevens staan in een aparte publicatie omgeving die beveiligd en toegankelijk is voor een beperkt aantal personen.